NO TICKET (Publicatie in “De Wereldfietser”, lente 2015)
‘Well, we won’t give you a ticket, sir’. Na een halfuurtje vertrouwde de local constable me woorden van deze strekking toe. Mogelijk waren ze geruststellend bedoeld, maar ze raakten mij vrijwel letterlijk down-under . Ik, geen bekeuring?? Nieuw-Zeelandse politiehumor?
Zo’n vijfentwintig minuten eerder was ik door een jonge lokale autobestuurster in Levin van mijn fiets gereden. Ik, vakantiefietser uit Alkmaar, Netherlands, in de tiende week van mijn lang gekoesterde wereldreis. De bewuste dag vertrokken uit hoofdstad Wellington na eerder het zuidereiland van Nieuw-Zeeland te hebben gerond. The day after Boxing Day, terug naar Auckland om van daaruit met Fiets door te vliegen naar Australië voor deel twee van mijn wereldreis.
Even na 3 p.m. Ik kabbel Levin in, winkels links en rechts in de hoofdstraat Oxford Street. Conform Brits gebruik het verkeer op de linker weghelft. Auto’s passeren me rechts. Plots stuurt er een een open parkeerplek links van mij in. Bestuurster kijkt niet. Geeft later ook aan vakantiefietser gewoon niet gezien te hebben. Autogericht; fietsblind, ondanks mijn felgekleurde kledij. Bestuurster snijdt mij zodanig naar links af dat Fiets met voorwiel onder de auto terechtkomt. Met mij er bovenop.
Ik had eerder gelezen dat een aangereden wereldfietser zich instinctief als eerste om zijn rijdend metgezel bekommerd. Om daarna pas de eigen lichamelijke ongenoegens te inventariseren. Zo ook ik. De kneuzing in mijn dijbeen speelde pas een aantal uren later op nadat de adrenaline mijn lijf verlaten had. Maar Fiets! Het voorwiel, van ongekend stevige kwaliteit; bended- een slag als een kronkelende grondpython die ik later in Australië zou tegenkomen. Het voorwiel was met geen mogelijkheid meer te voor- of achteruit te bewegen. Omstanders wilden Fiets en mij onder de auto vandaan helpen. Mij, ok. Fiets? No! Don’t touch my bike…
Ontredderd over wat mij was overkomen, heb ik een tijdlang staan nasidderen op de stoep voor de rij winkels. Maar nog meer flitste direct de verdere voortgang van mijn wereldtrip aan me voorbij. Hoe nu verder? Nog een half jaar te gaan….
Een vriendelijke Nieuw-Zeelandse vrouw spot mijn NL-landenstickertje op mijn spatbord en probeert in verengelst Nederlands geruststellend op me in te praten. Vijf procent van de bevolking van Nieuw-Zeeland heeft Nederlandse roots. Eentje komt nu als innocent bystander op voor ex-landgenoot-in-nood.
‘We won’t give you a ticket, sir.’ Wat zegt die nou?? Wát??? Had ík die dan moeten krijgen?? Ík, als rechtdoorgaand verkeer, die door een afslaande auto wordt afgesneden?? Vanuit mijn ooghoek zie ik de jonge Nieuw-Zeelandse automobiliste weer in haar wagen stappen. Hè?? Verwondering wordt ontzetting. Geen woord van interesse, medeleven, totaal niets.
Laten jullie haar gewoon weer wegrijden?? Ik ben zo ontzet dat ik kan geeneens boos kan worden. De automobiliste geen bekeuring?? ‘Actually we should charge you, but you better take care in the traffic’…. Verder klagen of vragen heeft geen nut; ik krijg een visitekaartje in mijn handen gedrukt met de naam van de mij niet-bekeurende officer erop, plus de adresgegevens van het dichtstbijzijnde policestation waar ik me desgewenst verder kan vervoegen. G’day!
Volkomen flabbergasted blijf ik met Fiets achter.
Mijn ex-landgenote heeft inmiddels contact gezocht met de lokale bicycleshop. Die is er; geluk bij het ongeluk. Ontstelde Fiets wordt in een busje van de zaak opgehaald. In de werkplaats bekijken we de schade die zich ‘slechts’ beperkt tot het voorwiel. Een nieuw 28” voorwiel is in store. Pffff… dat scheelt alweer. Ik vraag toch of het nog mogelijk is het voorwiel te herstellen. Wordt lastig. Morgen maar terugkomen. ‘We surely will help you on the road again. Damn cars!’
Ik ga liever niet kamperen nu, kies voor een motelovernachting. Het echtpaar dat het Ploughman Motel runt verstrekt me geheel zonder kosten de avondmaaltijd. De man-des-motels is ex-politieagent, hoort mijn verhaal aan, schudt zijn hoofd en raadt me aan de volgende ochtend naar het politiebureau te gaan. In het besef dat Fiets in goede handen is, ga ik de nacht in.
De volgende ochtend is er geen policechief die me te woord kan staan. Of te woord wìl staan? Ik kan tegen tweeën terugkomen. Of ik die afspraak wil maken. Dat wil ik. Ik heb een vervelend gevoel overgehouden aan de afwikkeling van de aanrijding door de police-officers. Onrechtvaardig. Oneerlijk. Onterecht.
Tegen het middaguur ga ik naar de lokale cycleshop. Fiets, trouwe maat, hoe tref ik je aan? Ben ik nog langer gebonden aan dit oord, dit Levin, dat ik het liefst zo snel mogelijk verlaten wil?? Tot mijn onbeschrijfelijk geluk zie ik Fiets monter en strak, rustend op voor- en achterstandaard, maar –belangrijker- rustend ook op twee wielen, trots in de werkplaats staan. ‘We fixed it, sir!’
They fixed it!! Een groots mirakel voor wie de schade aanschouwd had. Dankzij de superkwaliteit van het wiel –‘we don’t have this quality in our country’- heeft het team van drie herstellers het wiel weer recht weten te krijgen. Echt onvoorstelbaar. Ik ben voor de tweede keer flabbergasted en word warm van emotie. Wat een kanjers deze mensen van Southend Cycles!
Voor 100NZ$ kan ik weer op (fiets)pad! Wel met het advies om regelmatig Voorwiel te laten checken. Men verwacht dat ik toch wel op termijn een ander wiel nodig zal moeten hebben. Vanuit Nederland bericht Vittorio dat zij ook een wiel kunnen opsturen. Tsss…. Dat ontroert en steunt. Wat fijn, ik kan er weer tegenaan. Wat nog rest is de afspraak op het policestation. Ik wil genoegdoening. Of gewoon erkenning dat niet ik een verkeersfout heb gemaakt.
Ik sta met weer gezonde Fiets om 2.00 p.m at the policestation. Loop wat stijfjes; geest en lijf gaan nu ruimte geven aan de opgedane kneuzingen in bovenbeen en buik. Wereldfietser-uit-Alkmaar wordt nu correct ontvangen. De brigadier neemt papieren erbij, toont belangstelling, neemt de tijd. Geeft aan dat hij niet kan inschatten wat het incident bij mij als wereldfietser teweeggebracht heeft. En dat hij blij voor mij is dat Fiets en ik weer verder kunnen. Maar toch… ‘sorry sir’…de automobiliste mocht van haar lijn afwijken. Ik had niet links van de auto’s moeten rijden. Geen cycle-lane, as in your country.
Het zal wel… Rechtdoorgaand verkeer heeft ook hier toch voorrang… Ze passeert me, ziet me toch rijden…. Ik heb gelijk, vind ik. Nog steeds. Maar ik krijg mijn gelijk niet. Ik denk fiets-Nederlands. Het dringt tot me door dat hier slechts auto-gericht gedacht wordt. Daar verander ik als fietstoerist niets aan. Automobilisten passen zich niet aan mij aan. Zij zien mij gewoon niet.
Maar ik krijg geen bekeuring. Uit piëteit. En daar moet ik het mee doen.
We beëindigen ons reflectiegesprek met mijn vraag waar ik als fietser dán het beste kan rijden in Nieuw-Zeeland. Buiten de steden rijd ik in een smalle vluchtstrook, als die er al is. Er zijn hier nauwelijks fietspaden. In de bebouwde kom rijd ik zo veel mogelijk aan de linkerkant, zodat het autoverkeer mij kan passeren. Dat, vertrouwt de lokale brigadier mij toe, schept schijnveiligheid. Blijf ‘in queue’, ga tussen de auto’s rijden. Geef geen ruimte om te passeren. Ik sputter tegen in de zin van ‘eng’, ‘toerende auto’s’, ‘vind ik nou ook niet zo veilig’…. Als uitsmijter voegt hij er nog aan toe dat ik de snelheid van het verkeer ook weer niet mag ophouden…..
Ik ben wederom flabbergasted. Laten we het hier maar bij houden. Ik wilde graag in Nieuw-Zeeland fietsen. Dan zijn dit dus de consequenties.
Johan Jambroes
Alkmaar
maart 2015